Op 11 juni verscheen de lang verwachte conclusie van Advocaat-Generaal Villalon in de Europese rechtsprocedure HP/Reprobel. Aangezien de middelen van Lbrius voortvloeien uit Reprobel en de Belgische wetgeving met name ter discussie werd gesteld door de fabrikant HP, wordt deze procedure - die door het Brussele Hof van Beroep van Brussel werd doorverwezen naar het Europese Hof van Justitie - met argusogen gevolgd in België, maar ook ver daarbuiten.
In het kader van een rechtsprocedure tussen beheersvennootschap Reprobel (die door de wetgever werd aangewezen als vennootschap die instaat voor de inning van reprografie- en leenrechtvergoedingen in België) en de printer fabrikant HP, werden door deze laatste vragen opgeworpen over de conformiteit van de Belgische wetgeving met de Europese wetgeving.
Het Hof van Beroep van Brussel besloot daarom verschillende vragen voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie dat zich tegen eind oktober (uiterlijk eind december 2015), zal uitspreken over deze zaak. Het Europese Hof krijgt daarbij telkens voorafgaand advies van een Advocaat-Generaal die wordt aangesteld. Hoewel dit advies niet bindend is wordt het door het Europese Hof vaak gevolgd. De Advocaat-Generaal weerlegde in zijn advies verschillende argumenten die door HP werden opgeworpen om het Belgische reprografiesysteem in vraag te stellen.
Zo betwist HP onder meer dat uitgevers recht zouden hebben op een deel van de reprografievergoeding die hen voor 50% vandaag door de Belgische wetgever wordt toegekend ter compensatie van de economische schade die wordt geleden doordat fragmenten uit boeken, magazines, kranten, enz. worden gekopieerd. Het systeem van een procentuele verdeling van de reprografievergoeding tussen de auteurs (50%) en de uitgevers (50%), bestaat in tal van Europese landen. De Advocaat-Generaal erkent in zijn advies het recht op vergoeding van de uitgevers op basis van een specifiek (sui generis) vergoedingsrecht dat door de nationale wetgever kan worden toegekend.
toch is het jammer dat de Advocaat-Generaal meende dat er geen juridische basis kon worden gevonden in de Europese wetgeving en dat uitgevers niet als dusdanig als een "rechthebbende" werden erkend. Er zijn immers nochtans voldoende juridische gronden te vinden zowel in Europese wetgeving als Internationale Verdragen die de uitgevers wel degelijk erkennen als rechthebbenden. Het is nu afwachten wat het Europese Hof van Justitie zal besluiten. De uitspraak is